# Geschiedenis
De Joodse Gemeente Bussum is, in tegenstelling tot de meeste Joodse Gemeenten in Nederland, een nog "jonge" gemeente. De stichting ervan vond plaats in 1917.
Lang daarvoor, midden 18e eeuw, was er al een Sefardische Joodse Gemeente in Naarden. Naarmate de verbindingen met het Gooi beter werden, mede naar aanleiding van de aanleg van de spoorverbinding Amsterdam - Amersfoort, kwamen er meer Amsterdammers in het Gooi wonen. Onder hen waren ook een aantal Joden. Deze laatste categorie ging veelal in Bussum wonen en in tegenstelling tot twee eeuwen daarvoor, waren dit meestal Askenasische Joden, die zich niet zo thuis voelden in een Sefardische omgevingen en die ook de afstand naar Naarden te groot vonden. Rond 1917 besloten zij een eigen Gemeente te stichten. Op Shabbat werden in pension "Gans" de diensten gehouden. Omstreeks 1919 trokken zij in een eigen sjoelgebouw aan de Hoogeweg, dat al spoedig te klein werd.
De sjoel van Bussum werd in 1931, naar ontwerp van de architect Jac S Baars, de oorspronkelijke kerk van de apostolische gemeente verbouwd tot synagoge. Een aantal jaren ervoor had hij de “nieuwe synagoge” gebouwd aan de Linneaesstraat in Amsterdam-Oost. Deze synagoge is inmiddels al lang weer afgebroken en ook de kleine sjoel die er vlak naast is gebouwd is inmiddels ook al weer in handen van krakers gevallen, maar goed dit ter zijde.
Ik vond in het 50- jarige gedenkboek van het Centraalblad voor Israëlieten in Nederland uit 1935 een artikel van de hand van de heer Jac B Baars, waarin hij zijn opvattingen over bouw van synagogen geeft. Het leek mij voor de lezers van de Kolbo een aardig artikel, waardoor misschien meer inzicht wordt verkregen, waarom juist onze sjoel van binnen, de sfeer van de nieuwe- zakelijke- Amsterdamse school uitstraalt.
De synagoge heeft, wat de bouw en inrichting betreft, een belangrijke historie achter zich. Daarbij valt dadelijk op te merken, in tegenstelling met soortgelijke gebouwen, aan de erediensten van andere godsdiensten gewijd dat de bouwkunst in architecturale betekenis, hier een minder voorname plaats inneemt. Manifesteert de architecturale bouwkunst, bij studie van de kunstgeschiedenis, zich voornamelijk in kerkgebouwen, de synagoge neemt daarbij een zeer bescheiden plaats in. Een historische verhandeling zal dan ook meer van Joods volkenkundige, dan van bouwkundige betekenis zijn. In de kunstgeschiedenis ontwaart men weinig van essentiële, joodse bouwkunst, noch van Joodse bouwlieden, althans niet in enige belangrijke mate. Na de verwoesting van de tempel, toen de eredienst zich voorheen in hoofdzaak tot de offerande bepaalde kwamen synagogen tot stand. In Israel heeft men overblijfselen van oude synagogen gevonden, het prototype, echter zijn de meeste belangwekkende, die, welke buiten Israel werden aangetroffen.
Deze gebouwen zijn dus in hun overgrote meerderheid, na de verwoesting van de Tempel gesticht, tijdens de verstrooiing van het Joodse volk. Daaruit kan men het bewijs putten, dat synagogen nimmer een eigen stijl, of eigen bouwkunst bezaten. Slechts verstrooide volksgroepen, onder vreemde volken geduld, en vrijheid van godsdienst gekregen hebbende, ontwikkelden zich na langere of kortere tijd zodanig in kracht, dat zij tot het stichten van een Beth-Haknesset overgingen. Het valt dus niet te verwonderen, dat de onder zulke omstandigheden gestichte gebouwen geen zodanig representatief karakter dragen, als de ons overgebleven monumenten uit de grote stijlperioden. Nochtans gewaagt de historie uit enige eeuwen voor de gewone jaartelling van een synagoge te Alexandrië, van meer dan gewone afmetingen, die zelfs zo groot was, dat de verzamelde gemeente door middel van vlaggenseinen de vordering van het gebed des voorlezers werd gemeld.
De verstrooiing en eeuwenlange vervolging van ons volk was mede oorzaak dat men zich ook lange tijd tevreden stelde, nadat men deze eerst in het geheim had gehouden, godsdienstoefeningen in niet daartoe gestichte gebouwen te organiseren, zoals wij ook nog als zodanig onze gewre-sjoelen bezitten. Ook de ruimte waar men voor de leeroefeningen bijeen kwam, fungeerde lange tijden tot synagoge; ook werden deze dikwijls uitgebreid met ruimten, speciaal voor het uitspreken van het gebed, waardoor het prototype van onze tegenwoordige synagogen ontstond. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de Heilige Arke in haar primitiefste vorm een draagbare ‑ in elk geval een verplaatsbare was, die in de leerscholen, welke ook voor profane doeleinden werden gebruikt, op de tijden van het gebed wanneer de eredienst de Heilige Arke vereiste, werd binnen gedragen. Toen later de ontwikkeling der synagoge zich ruimer baan brak, kreeg de Heilige Arke haar vaste plaats in het grondvlak, en was daarmede het dominerende moment in de synagogengebouw gevestigd. De oriëntering van het gebouw was daarmede vastgesteld en het hoofdmoment voor de architectonische ontwikkeling geschapen. Als tweede moment volgde de “Biema”.
De Heilige Arke, als dominerende factor van het grondplan, werd zelfs in haar eerste verschijning op een verhevenheid, de “Doechen” geplaatst, welke combinatie zich in verschillende architectonische uitingen ontwikkelde. In vele nieuwere buitenlandse synagogen treft men in tegenstelling met de Hollandse, dan ook een ruim ontwikkelde “Doechen” aan, waar ter plaatse de gehele eredienst zich concentreert, en waarop zowel de Heilige Arke als “Almemmer” en “Omed” zich verenigd. Begrijpelijkerwijze brengt een dusdanige uitbreiding van het hoofdmoment, de bouwkundige ontwikkeling der synagoge op een hoger plan.
De vrouwensjoel, bij de oudste vondsten geheel afwezig, komt bij de latere ook een fase van ontwikkeling. Men vindt een bijruimte, waarbij men curieuze gevallen aantreft, hoe sterk de separatie van vrouwen en mannen is toegepast (Vrouwen konden slechts door enige smalle muurpleten in de mannenafdeling zien). Later komt het bouwen van galerijen daarvoor in toepassing. In andere centra, ook in Holland, ontwikkelt zich de “vrijstaande” Biema, waarmede veelal een meer centrale bouw ontstaat. Zeer belangwekkende voorbeelden van oude synagoge-bouw bestaan in Europa in Praag, Furth, Worms, Regensburg, Frankford, Posen, enz. In Worms, Friedberg, Offenbach en Spyer zijn interessante specima van oude Mikwe’s, aan de synagoge gelegen, bewaard gebleven. Deze Mikwe’s leidden langs lange trappen tot verdiepte baden, rechtstreeks met de langslopende rivier in verbinding staande.
En zo nadert men de Renaissance waarin de vervolgingen in verschillende landen minder voorkomen, de Joodse volksgroepen, van hun bestaan zekerder worden en tot stichting van grotere synagogengebouwen overgaan. Men kan ter bestudering van dezulke in ons eigen land terecht. De meest belangwekkende is zeker de synagoge der Portugese Gemeente in Amsterdam. Ook de daartegenover gelegen synagogen der Hoogduitse Gemeente geven behoorlijke voorbeelden. Nochtans moet het worden gezegd, dat men hierbij het verschijnsel kan constateren, dat, behalve aan de behoefte ten aanzien van de eredienst, overigens niets “Joods” aan zulke gebouwen te ontdekken valt, uitgezonderd dan de meestal nog wel geschilderde Hebreeuwse teksten. Men bouwt of laat bouwen in de “stijl”of in een “stijlnamaak”die het volk, waartussen men leeft, naar voren brengt. Ook het interieur, waarbinnen de vromen, in hun eigen gebed in hun eigen taal, hun innigste gevoelens tegenover het Opperwezen uitstorten, is in “geassimileerde” vormen bewerkt. Hoe ziet men, voornamelijk in het buitenland, evenwel in Westerse landen, bij synagogenbouw de toepassing van Arabische en Moorse bouwstijlen, blijkbaar omdat ze “Oosters” zijn, dikwijls toegepast.
Gelukkig ontwaart men thans een nieuw streven tot het doen ontstaan van eigen Joodse kunst. Zou de bouwkunst ook daarbij haar kans krijgen? De opbouw van Israel geeft daartoe gerede aanleiding, hoewel jammerlijk de prestaties op bouwgebied tot op heden, daartoe nog geen hoopvolle tekenen vertonen. Mocht het een daartoe komen, dan zal de synagogenbouw daarbij in het brandpunt daarvan staan. Doch heel weinigen zijn er heden, die daar het nodige begrip of gevoel toe bezitten. Ook hier in Holland ziet men eer achter- dan vooruitgang.
- Doechen = Algemeen verhoogde ruimte voor het bidden (hebr: Doechan)
- Almemmer = Verhoogde ruimte voor het voorlezen van de thora (arab: Al minbar)
- Biema = Zelfde betekenis als Almemmer maar dit keer is het een Grieks woord.
- Omed = Lessenaar ( hebr ammoed = zuil)
Het huidige pand, in de Kromme Englaan werd begin dertiger jaren van de Apostolische Gemeente gekocht en in september 1931 als sjoel in gebruik genomen.
Ongeveer daarmee samenvallend werd de Joodse Gemeente Naarden wegens gebrek aan leden opgeheven. Het was echter pas ca. 1990 dat een aantal waardevolle zaken uit die oude Naardense sjoel aan de Bussumse Joodse gemeente werd overgedragen. De uit de 17e eeuw stammende koperen kronen, die bij opheffing van "Naarden" in handen kwamen van het NIK, kregen in 1991 een plaatsje in de Bussumse sjoel.